REAL/FAKE

Herschrijven: ruimte voor de treinhooligan

Riva doet subtiele (lees: tamelijk radicale) suggesties voor de nodige verandering in literaire sferen. Ditmaal: wat er gebeurde in de publieke ruimte toen Ajax verloor.

DIT STUK BEVAT VEEL CAPS-LOCK WOORDEN, OMDAT BIJNA ALLES GESCHREEUWD WERD.

De voetbalfans schreeuwen in de trein, ze zijn dronken en drinken nog. Het is nu hun ruimte. Een vrouw laat haar man achter: “Het gaat toch niet minder worden en ik wil nog iets bestuderen.” Ik blijf uit een vreemd principe dat dit ook mijn publieke ruimte is. Daarnaast heb ik een literaire interesse in hun talige uitingen; niet vaak kom ik zo midden tussen de hooligans terecht. In dit stuk een inkijkje in wat hooligans eigenlijk allemaal zeggen en wat dit zoal doet met een treincoupé.

Het gaat precies ver genoeg

De opgestane vrouw krijgt gelijk. De supporters slaan op de trein, schreeuwen “tieten” en zingen liederen die ik niet helemaal kan ontcijferen. Ik moet denken aan de ‘alleenstaande vandaal’ van Van Kooten en de Bie.

Elk individu van deze groep zou in z’n eentje met hetzelfde gedrag totaal belachelijk zijn. Eén van de jongens zit in het gangpad en er moet een meisje langs. Het gaat precies ver genoeg: “Wil je niet even op z’n schoot zitten?!” Gelach. Ogen die elke centimeter van haar lijf afgaan. Ze ploft met strak gezicht neer in de vierzitter naast mij. Een tengere man met pokdalig gezicht en Rotterdams accent duikt naar boven vanuit de vierzitter achter haar: “Je hebt groot gelijk, ik zou er ook schoon genoeg van hebben.” Ze reageert niet, maar rust is haar niet gegund. De man tikt haar meerdere keren op haar schouder. Ze kijkt om als een terecht kwade T-Rex. “Je mag wel hier komen zitten als je wil,” zegt hij, overtuigd van zijn eigen goeddoen. Ze wil het niet.

De confrontatie

“JODEN JODEN JODEN, ZIJN HIER OOK SUPERJODEN?” Ik vraag me af wanneer je ‘superjood’ bent en of het de bedoeling is dat ik me, vanwege mijn Israëlisch-Nederlands-Joodse achtergrond, meld als potentiële ‘superjood’. Ik besluit het niet te doen. Ik krijg mijn eigen twee hooligans tegenover me. “ALS ZE MAAR VOOR AJAX ZIJN.” Ik merk dat het geschreeuw me intimideert. Ik doe alsof het me lukt om een boek te lezen en toon als ontwijkingsstrategie zo min mogelijk emotie wanneer ik toch opkijk. Ik ben me pijnlijk bewust van het feit dat er maar vier vrouwen zijn in deze coupé en dat ik er toevallig één van ben.
“AMSTERDAM AMSTERDAM AMSTERDAM”.
De goeddoende pokdaal uit Rotterdam komt in actie: “OF JULLIE NOU JE MOND KENNEN HOUWEN!”
De alfa uit de groep gaat de confrontatie aan, hij zat blijkbaar al die tijd al tegenover me. De rest van de groep valt stil om te luisteren naar zijn reactie. “Voor welke club ben jij dan?! VOOR WELKE CLUB BEN JIJ DAN?!”
De existentiële vraag.
“Ook voor Ajax, maar nou motten jullie NORMAAL DOEN, anders kom ik JULLIE OP JE BEK SLAAN!”
“Wat moet je dan?! We vallen toch niemand lastig?! KOM DAN IK RUK ZO DIE TAFEL ERUIT!”
Ik kijk naar het tafeltje voor me. Dat lijkt me nu juist het meest vaste deel van de treincoupé.
“Er zijn ook kinderen! Je mot gewoon wat stiller wezen!”
De alfa draait de mobiel in zijn hand een kwartslag. “Ja wat stiller, ok,” mompelt hij en schoorvoetend geeft hij mee: “maar dit had je toch kunnen verwachten op zondag na de wedstrijd.”
Er lijkt een soort tijdelijke overeenkomst te zijn gesloten.

HE MEISJE!

Er komt een aantal reizigers binnen. Een blond meisje draait rechtsomkeert wanneer ze ziet wat ze hier aantreft. De enige veertiger in de groep moet iets compenseren: “MEISJE! KOM TERUG! JE MAG WEL HIER ZITTEN!” Ze doet alsof ze niets hoort, dat maakt de veertiger boos. “HE MEISJE! MEISJE! MEISJE! KOM DAN! MEISJE!” Ze loopt weg. Een nieuwe lading reizigers komt binnen. Het staat nu helemaal vol in de coupé. De fans kunnen niet meer ongeremd met elkaar schreeuw-communiceren. De nieuwe mensen begrijpen hen ook niet zoals de reizigers die al een kwartier naar hen luisteren. De zijkant van de stoel waar de alfa eerder op sloeg, is nu bezet door een jong koppel dat er tegenaan leunt. Hij probeert nog even: “Zo kan ik niet trommelen!” Vreemde blikken van hippe mensen in zomerkleding. Zijn vriend naast hem begint het gênant te vinden: “Doe gewoon effe normaal jôh pik.” De alfa pakt de krant, doet een wilde poging tot lezen, wijst een plaatje aan voor zijn vriend en moet lachen. Hij legt de krant weer weg om zijn hand vrij te maken voor het blikje Bacardi Cola: “Saai zo, misschien kunnen we ergens anders de sfeer gaan maken. Ergens daar achter de coupé in de gang.” Zijn vriend knikt, de alfa spreekt verder. “Hij heeft wel gelijk met de kinderen, die worden daar bang van– JE HEBT WEL GELIJK HOOR” schreeuwt hij even naar de pokdaal, “ik heb ook een vriendin.” Ik stel me zijn vriendin met enige verbazing voor. “ZE IS ZWANGER!” kondigt hij uit het niets aan. Gejuich vanuit de groep: “Wel van jou dan?!” Gelach. Dat doet de alfa natuurlijk niets: “Ja, ik heb het gewoon gedaan.” Hij wijst naar zijn kruis. “Hij doet het goed,” zegt hij met besmuikte lach.

Huilende voetbalfans <3

Een vrouw komt naast mij zitten, ze leest het nieuws over Ajax op haar telefoon: “Ah het is wel zielig hoor,” zegt ze tegen mij, “ze zijn nét niet kampioen geworden.” Ik vraag mijn hooligans of ze hebben gehuild. “Ik niet, ik ben een man,” zegt de alfa. Zijn vriend geeft toe:
“Ik wel.”
“Ik vind het altijd mooi als voetbalfans moeten huilen,” zeg ik.
“Vind je dat mooi?” vraagt hij, hoopvol.
“Ja, dat vind ik mooi.”
Het lukt me nu om mijn boek te begrijpen. Terwijl ik het dichtsla, hoor ik ze overleggen over waar de vrouw en ik vandaan zouden komen. Ik zie er kennelijk uit alsof ik uit Tiel kom. Net voordat we uitstappen, durven ze het aan ons te vragen en we hebben een klaarblijkelijk normaal gesprek. “Doei hè!” zeg ik tegen mijn twee hooligans. Buiten moeten de vrouw en ik lachen zonder iets te zeggen. Ik zie het meisje dat eerder werd lastiggevallen een eind vooruitlopen op het perron. Ik wil haar aanspreken, vragen of het wel ok met haar gaat, zeggen dat het niet aan haar ligt of aan haar kleding. Maar dat zou impliceren dat het wel aan haar of haar kleding zou kunnen liggen en misschien wil ze het er helemaal niet over hebben. Ze is te ver weg, misschien kom ik haar in de tunnel nog tegen. Maar wanneer ik door de tunnel loop, raak ik afgeleid door passerende mensen.

 

Click to comment

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

VERS

We do not believe in the world empowering women.

We believe in women empowering the world!

Journalist, activist, game-changing artist, mind-body scientist, international solidarist?

Join the tribe

Copyright © 2020 Vileine

To Top