Geen witte kerst en geen witte onschuld, maar veel liefde.
Gloria Wekker’s uitverkochte boekpresentatie in de Lutherse Kerk had wel iets weg van een intersectionele kerstmis.
Je zou denken dat er een fissa is of gratis kadootjes worden uitgedeeld…
Maar nee, dit is de rij voor de lezing van #GloriaWekker over #WitteOnschuld pic.twitter.com/yB1aBIJf3D
— New Urban Collective (@theNUC1) December 21, 2017
Waar en wanneer?
2017, Nederland
Waar gaat het over?
Witte Onschuld is een toegankelijk geschreven academische analyse van het Nederlandse zelfbeeld. Over het algemeen ingevuld als onschuldig, klein, tolerant en vrij, een gidsland met progressieve waarden, en een open samenleving. Dit zelfbeeld ontkent een deel van de Nederlandse geschiedenis en diens voortdurende invloed op de Nederlandse cultuur. Zo lang het onderwerp onbespreekbaar blijft kunnen de diepe culturele karrensporen van een geschiedenis van kolonialisme en imperialisme doorwerken in hedendaagse vooroordelen over, onder andere, ras.
Wat handig is aan academisch werk is dat het over het algemeen een duidelijke these en onderzoeksvraag verwoordt. Zo ook door professor Wekker:
“Mijn voornaamste stelling is dat een niet-onderkend reservoir van kennis en gevoelens, gebaseerd op vierhonderd jaar Nederlandse imperiale heerschappij, een cruciale maar niet onderkende rol speelt in toonaangevende betekenisgevende processen, zoals de vormgeving van het zelf, die plaatsvinden in de Nederlandse samenleving.”
Toen in 2016 White Innocence in het Engels werd gepubliceerd (omdat Gloria Wekker “geen zin had haar hoofd op een hakblok te leggen door zich te onderwerpen aan uitsluitend critici van Nederlandse bodem”) ontving ze daar internationale prijzen voor. Wekker legt uit dat de eerste publicatie in het Engels was vanwege de bedoelde bijdrage op het onderwerp aan de academische gemeenschap. De Nederlandse versie, hoewel al langer op de agenda, werd een jaar later gelanceerd op 21 september.
Deze nieuwe Nederlandse versie bevat een extra hoofdstuk waar Wekker aandacht besteedt aan de reacties op White Innocence in Nederland.
Waarom moet je dit boek echt lezen?
In Nederland is het ideaalbeeld van anti-racisme ‘kleurenblind’ zijn en omdat we een groot gedeelte van de zwarte bladzijdes uit onze geschiedenis ontkennen/uit de weg gaan/bagatelliseren is ons zelfbeeld “onschuldig”. Als gevolg heerst er een taboe op woorden als zwart, ras of migrant. Vrouwenstudies nemen idealiter juist ras/etniciteit als punt mee op de as van intersectionele analyse. Het niet kleurenblind zijn is dus juist een nadrukkelijk deel van vrouwenstudies. Volgens Wekker kwam het daardoor nogal eens voor dat, vooral witte, BA-studenten in de studiebanken bij vrouwenstudies een cultuurschok ondergingen. Dat kan ik beamen. Ik was zo’n witte student. En professor Wekker was de eerste van wie ik college kreeg op dit gebied.
Daar hoorde ik bijvoorbeeld voor het eerst dat Zwarte Piet een racistische karikatuur is. Ik kom uit een hyperlinks nest, ook mijn opvoeding was “kleurenblind”. Zwarte Piet kwam door de schoorsteen en was daardoor zwart, men had in mijn omgeving het verband met ras nooit gelegd. Het heeft zeker drie jaar geduurd totdat (destijds ook mijn klasgenoot) Quincy Gario, met de actie Zwarte Piet is Racisme, me deed inzien dat het gebrek aan het leggen van dat verband al een gevolg was van mijn privilege. Het is een privilege om te kunnen zeggen dat je ‘kleurenblind’ bent. Witte mensen kunnen ‘kleurenblind’ zijn, de rest niet. Want iedere andere categorie van etniciteit/ras leeft in een dagelijkse werkelijkheid waarin ze wel degelijk op huidskleur of anderzijds racistische kenmerken worden beoordeeld en waar ze zich niet aan kunnen onttrekken.
De confrontatie met mijn eigen rol en verantwoordelijkheid was destijds wel pittig. Ik wilde het graag goed doen maar had daar nog niet de handvatten voor. Net als dat mannen niet gewend zijn te worden aangesproken op hun man-zijn (want mens-zijn is man-zijn; alleen andere gendercategorieën moeten zich verantwoorden in verhouding met de norm man) zijn witte mensen het niet gewend aangesproken te worden op hun wit-zijn. Wit wordt gezien als neutraal, normaal. Vanuit die geprivilegieerde positie, één die ook inherent superioriteit reproduceert, is het moeilijk zelf reflectief te zijn. Als alles en iedereen overal altijd jou heeft verteld dat jij de norm bent, dan is het bijna een de-programmering.
Ik kan me dus ook goed voorstellen dat mensen het een moeilijk te bespreken en verwerken onderwerp vinden. We krijgen met de paplepel ingegoten dat onze VOC-mentaliteit iets is om trots op te zijn, dat die mentaliteit een gigantische rol speelde in slavenhandel wordt weggewuifd. We leren dat de term “tolerant” onproblematische verwelkoming van de Ander inhoudt terwijl de term impliciet superioriteit voorwendt want iemand tolereren doe je vanuit een machtspositie, en iemand verwelkomen is heel wat anders. We leren over “het verzet” en dat wij als klein landje slachtoffer waren tijdens de Tweede Wereldoorlog en als zodanig onschuldig. Terwijl in werkelijkheid in Nederland 75% van de Joden gedeporteerd en vermoord werden wat in verhouding met onze buurlanden een nogal hoog percentage is. In België was het bijvoorbeeld 40% en in Frankrijk 25%.
Het zou nog niet eens problematisch zijn als we dit allemaal als zelfbeeld hadden. Als we daarnáást maar erkenden dat we een grote rol hadden in slavenhandel, genocide pleegden in Batavia, verkrachting van niet-witte vrouwen in de koloniën normaal achtten, helemaal niet zo tolerant zijn (extreemrechts populisme is nu al bijna 20 jaar één van de populairste politieke stromingen), en dat dit allemaal ook deel is van ons cultureel archief (de term cultureel archief is gemunt door de Palestijns-Amerikaanse auteur Edward Said en verwijst naar de historisch gevormde patronen die cultureel onze kennis, houdingen en gevoel bepalen). Het gebrek aan zelfinzicht in de machtsverhoudingen op het gebied van ras en etniciteit is een resultaat van dit cultureel archief waarin witte mensen de norm (dus superieur) werden gemaakt en ook nu leidt dit ertoe dat micro en macro agressies en racisme mogen voortduren onder onze neuzen. Aan de hand van systeemkritiek gaat Wekker die confrontatie in dit boek aan en wordt wat niet makkelijk zichtbaar is -want de norm is overal en wat overal is vergeten we vaak op te merken- bevraagd en belicht.
Wat moet je weten als je dit boek toch niet wil lezen?
Het is een misvatting om te denken, wat velen lijken te denken, dat Wekker witte Nederlanders exclusief én op hun witheid aanspreekt en daarnaast ook nog eens beschuldigt. Ze lijkt in haar onderzoek juist helemaal niet geïnteresseerd in mensen en momenten die mogelijk racistisch zijn, haar kritiek richt zich niet op iemand, het richt zich op iets. Het is systeemkritiek, gericht op systematisch en geïnstitutionaliseerde culturele scripts die witte superioriteit reproduceren. Niet iets dat expres door individuen wordt aangericht, maar ongezien en onbewust door iedereen samen in stand wordt gehouden.
Het is makkelijk voor witte mensen om racisme niet onder ogen te zien, omdat we het nooit meemaken. Net als dat het makkelijker is voor mannen om seksisme te negeren. Maar seksisme zit niet aan man-zijn vast, en zo zit racisme ook niet aan witheid vast. Nergens in het boek staat er dat Wekker mensen hun witheid verwijt of er onvermijdelijke of biologische eigenschappen aan verbindt.
Maar wit-zijn is wel degelijk een rol die niet neutraal, categorieloos, onschuldig of anderzijds “normaal” is, zoals we graag geloven. Die rol – en de doorwerking van zwarte bladzijdes uit de geschiedenis op de ermee samenhangende gesocialiseerde eigenschappen – wordt door Wekker met een open vizier onder de loep genomen. Wit is ook een etniciteit, een categorie, een kleur. En Gloria Wekker is geïnteresseerd in het ontmantelen van systemen van onderdrukking door zich eens niet op de ontvanger van het racisme te richten, maar de boel om te draaien door middel = van een analyse van witheid. We (‘wij in Nederland’)) krijgen een spiegel voorgehouden. En dat is een gunst. Het is heel verontrustend dat we (ik tenminste) pas op de universiteit voor het eerst leren over bijvoorbeeld troostmeisjes, of de genocide genaamd Bataviase Furie waar Hollanders voor verantwoordelijk waren, en dat de Gouden Eeuw niet (alleen) ging over handel in specerijen en artistieke ijver maar een direct resultaat was van de extreme bedrevenheid in slavenhandel.
Alsof de geschiedenis die zich afspeelde onder niet-witte mensen in de koloniën los staat van de Nederlandse geschiedenis en geen deel uitmaakt van ons cultureel archief. Het wordt angstvallig gescheiden gehouden en zo kunnen we ons fragiele zelfbeeld in ere houden: een Nederland waar kleur niet wordt gezien en geen deel uitmaakt van de geschiedenis, dat altijd open stond voor handel met alle volkeren, en dat tolerant is met iedereen die hard werkt. Dus natuurlijk krijgt dit historische bewustzijn dan ook geen kans om onze hedendaagse gevoelens over ras en racisme in context te plaatsen.
Kant-en-klare quote voor feestjes en partijen:
“(…) door het definiëren van de ander definieer je jezelf als de ander van de ander. Terwijl zwarte mannen en vrouwen worstelen om de beelden kwijt te raken waarmee witte mensen hen hebben geassocieerd, zijn witte mannen en vrouwen evenzeer gebonden aan en betrokken bij deze representaties, die voortkomen uit hun eigen irrationele angsten en zorgen. Hun eigen de-subjectivering en ontmenselijking wordt door deze beelden bezegeld.”
Geleerd op de boekpresentatie:
Bondgenootschappen sluiten is essentieel. De rol van bondgenoot is niet ongecompliceerd. Het wordt nogal eens misbruikt of verkeerd geïnterpreteerd. Zo zijn er mensen die hun bondgenootschap als een theater opvoeren. Vaak voor de groep die de bondgenoot claimt te willen ondersteunen, in plaats van in de dominante groep waar de inzichten nodig zijn. De identiteit “bondgenoot” claimen kan ook worden ingevuld als “inherent anders” en het proces van “Othering” versterken. Dit is de paternalistische invulling die maakt dat ‘ik, bijzonder vrijgevig mens, mij toeleg op het helpen van jou, zielige ander.’ Het is een machtsdynamiek die minimaal onproductief is en maximaal denigrerend.
Bondgenootschap is gecompliceerd maar wel nodig. De trieste werkelijkheid is dat gemarginaliseerde stemmen die protesteren tegen hun eigen marginalisatie vaak niet eens worden gehoord, worden weggehoond of verweten dat ze het slachtoffer spelen. Iemand van een dominante groep wordt ondertussen vaal wel serieus genomen over dezelfde kwesties. Dit is de voornaamste taak van een bondgenoot: de dominante groep aanspreken en verantwoordelijk blijven houden, en de aandacht vervolgens weer helpen te vestigen op de stemmen die minder goed gehoord worden.