Mijn dochter zei onlangs aan tafel dat ze ook een vader wilde. Haar vader willen is niet nieuw. Het komt langs als ze een tijdje met haar nichtje heeft doorgebracht of bij vriendjes of vriendinnetjes heeft gespeeld waar het papadag was. Ze heeft het dan vooral naar haar zin gehad. Maar deze keer was anders. Deze keer kwam de vraag op een dag na school, terwijl ze met Playmobil een verhaal aan het navertellen was – ik gebruik graag op geheel onprofessionele wijze speltherapie om informatie los te peuteren over een gemiddelde dag op school. Ze vertelde een verhaal met een vader en een moeder in de hoofdrol. Nu heb ik niets tegen fantastische verhalen en sprookjes waarin zowel vrouwen als mannen een rol spelen; auteurs als Astrid Lindgren, Roald Dahl, en sprookjesschrijvers Grimm en Anderson zijn helden die ik met veel plezier en vaak voorlees. Maar ik gruwel van de mierzoete vertellingen waarbij er altijd een vrouw gered wordt en het allemaal met de huwelijkse staat eindigt.
Mierzoete vertellingen over de huwelijkse staat
Het verhaal van mijn dochter staat echter symbool voor de hele bibliotheek. De boeken op school zijn in woord en beeld normatief, conform de middeleeuwse wereldindeling, met aan de meisjeskant prinsessen en prinsessen en aan de jongenskant ridders, piraten, rovers en weerwolven. Roze en blauw. Ook bij mij is het roze een paar jaar geleden het huis in gedenderd, maar ik las wel bij elk sprookje of verhaal steevast ‘moeder’ als er ‘vader’ stond. Zo hadden de protagonistjes ook twee moeders. Eén van de makkelijkste bijdragen aan de door mezelf gecreëerde idealistische opgroeistolp. Helaas kom ik daar nu niet meer mee weg, gezien de vraag van mijn dochter.
Na het avondmaal schreef ik alle juffen, de meester en de teamleider een mail, waarin ik met de woorden van mijn dochter aandacht vroeg voor de werkelijkheid waarin mijn kinderen leven. Mijn inzet was niet de aandacht in de vorm van een project met de titel: “Ik heb twee mama’s. Dat kan!” Ik wilde niet het zoveelste thema initiëren waarbij kortstondig ergens de aandacht op wordt gericht – het hebben van meerdere moeders is er namelijk altijd. Ik wilde dat de coaches (juffen en meester) begrepen dat het om subtiele herkenning gaat, een kleine aha-erlebnis. Geen opgedrongen oplossingen voor moeder- en vaderdag, maar een opmerking, een vraag, aandacht, uitbreiding van de beschikbare verhalen.
Ik ben ook begonnen met mijn conceptieverhaal aan mijn kinderen te vertellen. Dat gaat over een kadootje van een hele lieve meneer, waarna er, afhankelijk van het kind, details volgen over de handelingen of het kindvriendelijke bevallingsrelaas. De één begon aan de linkerborst, de andere aan de rechter. Ik heb tot op heden geen vragen gehad over dé meneer. Zo introduceer ik niet alleen de kinderen, maar ook de coaches in de voor hen onbekende donorwereld.
Donorkinderen kijken beteuterd naar de grond
Er is veel te lezen over de leefwereld van donorkinderen. Op een site voor en door donorkinderen staan teksten als “Omdat kennis over je afkomst een fundamentele puzzelstuk van je identiteit is. En deze behoort ons toe” en “Een kind zadel je niet op met een oergeheim.” De spermabank wordt ‘egokliniek’ genoemd. Op een foto op de homepage staan drie kinderen met ieder een bord, waarop respectievelijk ‘geadopteerd’, ‘100% genetisch’ en ‘donorkind’ staat. Het laatste kind kijkt beteuterd naar de grond, de andere twee kijken blij de wereld in. De site creëert een beeld van een minderwaardig kind dat een grote last met zich meedraagt. Dat deze kinderen het resultaat kunnen zijn van een liefdevolle keuze, lijkt geen optie.
Hoewel mijn kinderen een andere oorzaak van vaderloosheid kennen, maken zij onderdeel uit van een mondiaal groeiende ontwikkeling. In de media wordt het vaderloze tijdperk gepresenteerd als een nieuw maatschappelijk fenomeen. De fysieke en emotionele afwezigheid van de vader is door de eeuwen heen echter niet anders geweest. Wat wel nieuw is, is de mogelijkheid om zonder zaad een kind te verwekken. Nog nieuwer is dat zaad gekweekt kan worden van vrouwelijke huid. Dat laatste wordt vanwege ethische redenen niet verder onderzocht. Het concept ‘vader’ lijkt ten einde te zijn gekomen.
Na het fantaseren over een wereld vol huidkinderen heb ik mijn activisme verplaatst naar de speeltuin en het schoolplein. Ik leg wekelijks een kind uit hoe mijn kinderen zijn verwekt, waarom ze geen vader hebben en uit welke buik ze gekomen zijn. Dat doe ik omdat ze er naar vragen. Het zijn leuke gesprekken, omdat ik via hen hoor wat mijn kinderen erover vertellen. Ik geef ze met mijn antwoorden ook een verhaal mee. Voor thuis aan tafel.
Ik vertaalde het onmogelijke willen van mijn dochter naar een gebrek in haar omgeving, inherent aan de manier waarop ze is gemaakt. Er is geen vader, dat is een keuze die ik, wij, voor haar hebben gemaakt. Ik constateer dat ik mijn kinderen wellicht een gemis heb meegegeven. Iemand zei ooit dat je nooit verantwoordelijk bent voor het geluk van je kind, maar ik zal alles doen om dat gemis te bestrijden. Aan tafel, op school, in de bibliotheek, op het schoolplein en in de speeltuin.