Hoe heet het?
A Room of One’s Own door Virginia Woolf
Waar en wanneer?
Engeland, 1929
Waar gaat het over?
“Are you aware that you are, perhaps, the most discussed animal in the universe?” vraagt Virginia Woolf aan haar vrouwelijke lezer. In misschien wel haar beroemdste essay bekritiseert Woolf de vastgeroeste structuren in de literaire wereld, waarin vrouwen op het moment van schrijven nog maar nauwelijks enige beweging hebben gekregen. Vrouwen zijn vooral het onderwerp van mannelijke schrijvers, stelt ze, maar hebben tot de achttiende eeuw nauwelijks de kans gehad om over zichzelf te schrijven (gebaseerd op Vileine’s verslag van het boekenbal, is er in de afgelopen honderd jaar niet eens veel veranderd in de fictiewereld). Vrouwelijke afwezigheid in geschiedenisboeken en aanwezigheid in talloze romans en toneelstukken, altijd als spiegels die de status van mannelijke figuren reflecteren, leiden tot een vertekend beeld van de vrouw. Bovendien betekent dit dat er maar een kleine stamboom is waar vrouwelijke schrijvers zich op kunnen beroepen. Woolf herleidt dit gebrek naar de structurele uitbanning van vrouwen in het professionele leven, met als gevolg dat armoede een extra variabele is die mannen en vrouwen van elkaar scheidt. Hiervoor voert ze een inmiddels beroemd voorbeeld ten tonele: Judith, een fictieve zus van William Shakespeare; en stelt de vraag of Judith, gezegend met dezelfde creatieve talenten, net zo beroemd had kunnen worden als haar broer. Het antwoord: nee, zonder het vermogen en de vrijheid om te schrijven kan een vrouw maar moeilijk traditionele rolpatronen doorbreken en zich in het domein van mannen plaatsen. Ondanks dit winnen vrouwen steeds meer terrein en moedigt Woolf ze aan om hun kans, als die er is, te grijpen en een verschil te maken. Woolf pleit voor het samenvloeien van gender in de literatuur: als de vrouwelijke en de mannelijke delen van het brein samenwerken ontstaat er spirituele harmonie; een oneindig vruchtbare basis voor creatieve werken.
Waarom moet je dit boek toch echt lezen?
Wat Woolf aan de kaak stelt is nog steeds brandend actueel: de connectie tussen armoede en sekseongelijkheid; de scheve verhouding tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke schrijvers; het gebrek aan vrouwen in topposities; de rol van de vrouw in kunst en cultuur die altijd in relatie staat tot de man; zelfs de Bechdel-test avant la lettre komt voorbij. Bovendien schrijft Woolf vloeiend en dichterlijk proza, geen droge academische theorie.
Wat moet je weten als je dit boek toch niet wil lezen?
Op het moment van schrijven hadden vrouwen in het Verenigd Koninkrijk pas tien jaar lang het stemrecht en was het vijftig jaar geleden dat de eerste vrouwen naar de universiteit gingen. Pas in 2008 (!) accepteerden alle verschillende colleges van Oxford University vrouwen én mannen. Toen Woolf erfgenaam van haar tante werd en minder hoefde te werken, begon ze zich te realiseren hoeveel vrijheid een vast inkomen haar gaf: de vrijheid om kritisch na te denken over boeken en kunst, maar ook over de patriarchale instituten die deze produceerden. Hoewel Woolf seksisme met het klassensysteem verbindt, heeft ze weinig met intersectionaliteit van doen: ze focust voornamelijk op de toestand van blanke, hogeropgeleide vrouwen, die de mogelijkheid hebben (of zouden moeten hebben) om gelijkgesteld te worden aan mannen in het openbare leven. Ze vergelijkt het werk dat ze deed toen ze zelf arm was met slavernij en maakt duidelijk onderscheid tussen haar publiek en vrouwen uit de koloniën. Het essay is ook hevig bekritiseerd door Alice Walker, auteur van de intersectionele feministische klassieker The Color Purple, die het gebrek aan aandacht voor donkere vrouwen betreurde. Zij vergeleek Woolfs criteria – “£500 a year and a room of one’s own” – met de omstandigheden waarin Phillis Wheatley, de eerste Afro-Amerikaanse dichteres, haar meesterwerken schreef.
Kant-en-klare quote voor feestjes en partijen:
“Women have burnt like beacons in all the works of all the poets from the beginning of time. Indeed if woman had no existence save in the fiction written by men, one would imagine her a person of the utmost importance; very various; heroic and mean; splendid and sordid; beautiful and hideous in the extreme; as great as a man, some would say greater. But this is woman in fiction. In fact, as Professor Trevelyan points out, she was locked up, beaten and flung about the room. A very queer, composite being thus emerges. Imaginatively she is of the highest importance; practically she is completely insignificant. She pervades poetry from cover to cover; she is all but absent from history. She dominates the lives of kings and conquerors in fiction; in fact she was the slave of any boy whose parents forced a ring upon her finger. Some of the most inspired words and profound thoughts in literature fall from her lips; in real life she could hardly read; scarcely spell; and was the property of her husband.”