Kinderen leven met een vrijheid en overgave die volwassenen ergens onderweg hebben verloren. Ouders worden nerveus van die natuurlijke vrijheid. Een voorbeeld van overgave is de blijheid bij mijn zoon als hij met een vriendje gaat spelen. Hoewel ze dat vrijwel elke dag kunnen doen, is de opgetogenheid als het daadwerkelijk gebeurt, als de afspraak is gemaakt, groot. Ze maken dansbewegingen, springen als stuiterballen op hun plek, houden elkaars hand vast, knuffelen soms en rennen dan vervolgens hard weg in de richting van een ouderlijk huis. Vanaf dat moment begint het spel, dat bestaat uit communiceren met woorden, lijf en gevechtsspeelgoed. Het spel dat al was begonnen.
Zonder elkaar stopt het spel en daarmee ook het leven
Als er één naar het toilet moet, blijft de ander wachten. Het wachten bestaat uit nietsdoen, zitten op een leuning van een stoel en hardop vragen hoe lang het nog duurt. De toiletganger roept, afhankelijk van de bezigheid, een getal tot waar geteld moet worden, of somt op wat het aan het doen is. Elke handeling en associatie wordt hardop gedeeld. De wachtende wacht, alsof er niets anders mag gebeuren, want zonder elkaar stopt het spel en daarmee ook het leven.
Na zo’n middag kan het voorkomen dat het kind dat wordt opgehaald, in groot verdriet uitbarst. Voor een kind mag de dag pas stoppen als het neervalt, als het lichaam niet meer wil, als het doodgaat. Van elkaar gescheiden worden is iets afschuwelijks. Daar kan de ouderlijke redelijkheid van schooldag, eten, andere kinderen ophalen, morgen weer een dag. niet tegenop.
Deze kindervriendschappen zijn als een verliefdheid, ze willen samen oneindig spelen. Dit is duidelijk een volwassen zin. Kinderen kennen geen angst om zichzelf te verliezen. Het idee dat je jezelf kan verliezen, is een volwassen psychologisch construct. Kinderen zijn één met lijf en hoofd. Als er honger of dorst is, dan zijn zij honger en dorst.
Gekte is een woord van volwassenen
De gekte in verliefdheid, waar we als volwassenen voor terugschrikken, die we uit de weg gaan of moeten opvullen – volgens Jan Geurtz wijst het op de afwijzing van ons diepste innerlijke onvermogen – is voor kinderen een constante. De verliefdheid die kinderen ervaren is vol overgave en in het moment. Het is niet iets dat ze worden. Ze zijn het, nu. Morgen is niet relevant. Ze hebben dit meestal ook met meerdere kinderen; er is soms een tijd en voorkeur, maar er is nooit exclusiviteit. Er is ook geen sprake van een keuze, maar van het bij elkaar komen van beschikbaarheden. Het door mij zo moeizaam te beschrijven gedrag is de gekte waar kinderen elke dag mee leven. Gekte is een woord van volwassen.
Naar mijn mening is een van de grootste uitdagingen in het moeder zijn het kunnen zien van het werkelijke kind. In The Queer Child, or Growing Sideways in the Twentieth Century van Kathryn Bond Stockton, zegt ze: “Childhood comes later when we are not children anymore. Childhood is the acts of adults looking back. It’s a ghostly unreachable fantasy. And yet the people we call children must live in our figure of a child.“
Wat ze wil zeggen, is dat wij als volwassenen een ideaalbeeld hebben van onze jeugd. Ideaal als een verzameling ideeën en onwerkelijkheden. Mijn kindertijd is dus een fantasie die ik als volwassene heb gecreëerd. Veel van het huidige opvoeden is een projectie vanuit deze fantasie.
Ideaalbeeld van onze jeugd
Als ik praat met kinderen over vriendschappen en liefde, loop ik eerst tegen een gebrekkige Nederlandse woordenschat aan. Zo zou ik graag een ander woord willen voor het houden van een mens, een dier, koffie, soep of muziek. Een woord voor de vele schakeringen van liefde, zonder daar een bijvoeglijk naamwoord bij te hoeven gebruiken. Hoe heerlijk is het om een autonoom woord te kunnen gebruiken voor de sensatie die ik net voor het uiten van een lach ervaar door een opmerking met gezichtsuitdrukking van mijn zoon. Een woord dat het fysieke, emotionele en het mentale samenbrengt.
Daarnaast is er de representatie waar kinderen dagelijks mee worden geconfronteerd. Deze dagen kijk ik met dochter naar een nieuwe vertelling van Alleen op de wereld (hoewel Pippi een eeuwige houdbaarheid heeft, stel ik voor om vanaf nu tien jaar lang kinderseries te maken – of bestaande te hervertellen – met meisjes in de hoofdrol). Het verhaalt over Remi die als een nomade door het leven trekt. Hij sluit vriendschappen met mens en dier. Geen heldenverhaal, maar avonturen met een buitensluitende stiefvader, dood, verlies, afwijzing, corrupte politie, geïnstitutionaliseerde zorg, materialistische vaderliefde, diefstal, kraken, koude patat, opera en groente. In het oorspronkelijke verhaal vindt Remi zijn biologische moeder. Een saai einde dat tekort doet aan de vloeibare levenslust van de hoofdpersoon. Het is een volwassen einde voor een kinderverhaal. Door te zorgen dat de laatste aflevering ongezien blijft, hoop ik dat deze representatie past in de door mij geselecteerde onvolwassen werkelijkheid.