Het kostte vier Syrische vrouwen maanden om hun visa te krijgen, en alleen door directe interventie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Nederland is het de vier gerenommeerde documentairemakers, journalisten en activisten Zaina Erhaim, Rafia Salameh, Lubna Al Kanawati en Thanaa Jebbi gelukt om naar Amsterdam te komen. Ze doen al die moeite om ons een ander geluid te laten horen over de oorlog in Syrië, maar ook om hun eigen verhaal te vertellen. Daarmee stereotypes over Syrische vrouwen te doorbreken.
Waarom is het belangrijk dat de verhalen van Syriërs naar buiten blijven komen?
Zaina Erhaim (ZE): Omdat het ons verhaal is. Wij moeten zelf ons verhaal vertellen in plaats van dat hier extern verslag van wordt gedaan. Zeker de verslaggeving door extreem-rechtse media wordt vaak gedaan vanuit een hoofdkantoor ver van Syrië. Veel media baseren zich voornamelijk op social media, maar direct praten met ons doen ze niet.
Rafia Salameh (RS): Door zelf het verhaal te vertellen, geven we ons land een stem. Dat is het minste wat we kunnen doen. Wij hebben toegang tot het conflict in Syrië. Ik zie hoe snel er misverstanden ontstaan, wat deels te wijten is aan de propaganda van het regime. Dat maakt het moeilijk voor ons om de waarheid naar buiten te brengen. Ook voor buitenstaanders is het moeilijk: wat is wel en niet echt? Ik geloof echt dat wij die verantwoordelijkheid moeten nemen. Wij zijn verantwoordelijk voor ons verhaal, voor onze mensen die echt lijden – elke dag.
Wat is de meerwaarde van vrouwen in Syrië die journalistiek bedrijven?
ZE: Mannelijke journalisten leggen hun prioriteit voornamelijk bij het ‘voorpaginanieuws’ van de frontlinie, zoals bombardementen en nieuws over het leger. Vrouwen daarentegen doen verslag van het leven in Syrië, zoals de situatie van vrouwen, kinderen en scholen. Dus als we het willen hebben over het leven in Syrië buiten de frontlinie, dan moet je bij de vrouwen zijn. Op onze website Syrian Stories kan je die verhalen vinden.
RS: Het is heel belangrijk om het conflict te zien door een feministische lens. Als je kijkt naar de huidige hiërarchieën en wat die doen met de samenleving, dan wordt Syrië helaas geleid door mannen. We hebben die feministische lens nodig om wat er gebeurt in een context te plaatsen. Alleen dan kunnen we zien wat de invloed is van sociale klasse en gender.
Lubna Al Kanawati (LK): De media laten vrouwen alleen als slachtoffers zien. Maar daardoor schilder je mensen af als hulpeloos; je ontneemt ze de macht om iets te doen. Terwijl Syrische vrouwen juist geweldig werk doen. Zij houden het dagelijks leven gaande. Vrouwen zelf hun verhaal laten vertellen toont dat Syrische vrouwen sterk zijn en een belangrijk verhaal te vertellen hebben.
ZE: En dat verhaal groeit. Ik heb vooral ervaring met de Noordelijke gebieden die in handen van de rebellen zijn. Een paar jaar geleden was er in die gebieden maar één vrouwelijke journalist, een burgeractivist. Inmiddels zijn het er meer dan 50.
Ze zien ons als het zwakke geslacht, dat kun je gebruiken om verslag te doen
Wat zijn de gevaren om als journalist te werken in Syrië, en hoe ga je om met dat risico? Moet je bijvoorbeeld anoniem werken?
RS: Ik kan in het regime niet onder mijn eigen naam schrijven; dan word ik in de gevangenis gegooid. Ik ben al vier keer gearresteerd. De waarheid wordt als een misdaad beschouwd, en daar kun je voor worden gestraft met de dood. Het regime is gevaarlijk, maar door er als vrouw te werken heb je wel een streepje voor. Ze zien ons echt als het zwakke geslacht. Dat kun je gebruiken om verslag te doen, te schrijven en te filmen, omdat het minder verdacht is.
ZE: Maar ook in gebieden die buiten het bereik van het regime vallen, is het lastig en gevaarlijk. Bombardementen bijvoorbeeld, ontvoeringen en de algehele chaos. Die chaos is voor een onafhankelijke journalist lastig, omdat iedereen je kan straffen als je iets schrijft wat ze niet zint. En dan is er nog het risico dat alleen op vrouwelijke verslaggevers van toepassing is. Als je een camera vasthoudt krijg je veel aandacht, en er zijn gebieden waar dat van een vrouw niet getolereerd wordt. In die conservatieve gebieden wordt er vanuit gegaan dat vrouwen zwakker, afhankelijk en instemmend zijn. Als je handelen daar niet bij past, kan je daarvoor gestraft worden. Daarom heb ik mijn man filmen geleerd, en vraag ik soms aan mannelijke vrienden of ze mij willen helpen door te filmen. Ik kan ook niet naar de frontlinie; dat is een totale mannenruimte.
LK: In belegerde gebieden staan vrouwen sowieso voor grote uitdagingen. Zo opereert het vrouwencentrum Women Now, waar ik werk, in een buitenwijk van Damascus. Die buitenwijk wordt nu belegerd door het regime. Als vrouw moet je gigantisch ver lopen om aan eten te komen door een gebied dat heel gevaarlijk is. Overal zijn scherpschutters en barricades. De normale huishoudelijke routine in stand houden, is al moeilijk.
SR: In Westerse media is er een redelijk positief beeld van vrouwen in Rojova, en de vermeende gelijkheid van Koerdische vrouwen.
ZE: Ik erger me enorm aan die Westerse obsessie met vrouwelijke strijders. Dat vrouwen wapens oppakken is alleen bevrijdend als ze hier zelf voor kiezen. In Rojova, of Da Casaque zoals wij het noemen, worden vrouwen juist vaak gedwongen tot militaire dienst. Dat is geen empowerment, maar een schending van hun rechten. Veel meisjes zijn pas 16 of 17 jaar oud als ze militaire dienst ingaan, en volwassenen maken beslissing voor ze. Maar omdat ze ongesluierd zijn, passen ze binnen het Westerse stereotype van “de bevrijde vrouw”. En worden ze hier opeens beschouwd als lichtend voorbeeld en rolmodel voor wat Syrische vrouwen zouden moeten zijn en doen. Die meisjes worden juist ingezet omdat de troepen zich bewust zijn van de obsessie van Westerse media met stoere sexy ongesluierde vrouwen die met hun gevlochten haar en wapens tegen IS vechten.
LK: Het is heel vreemd dat geweld wordt aangemoedigd. Waarom zou je je focussen op Koerdische vrouwen die wapens vasthouden, maar niet op een vrouw uit Damascus of Aleppo die niet in dienst is? Die focus is een groot probleem voor andere vrouwen in Syrië. Dat mediabeeld gaat hen niet bevrijden.
Het maakt niet uit hoe groot het gevaar is, ik ga terug naar m’n eigen land
Het heeft jullie veel moeite gekost om naar Nederland te komen. Waarom is het zo lastig om te reizen?
ZE: Zelfs als je al visums had of in het buitenland woonde, kan dat nu ingetrokken worden. En dat komt door het stereotype beeld dat van Syriërs is ontstaan – dat we hier allemaal komen als vluchteling.
RS: Als journalist geloof ik in de kracht van een verhaal dat uit het hart komt. In Syrië hebben we de meest krachtige en heroïsche verhalen. Die verhalen wil ik vertellen, maar we lopen tegen regelgeving aan die ons vertelt dat we niet welkom zijn. Terwijl ik echt niet van plan ben om te blijven. Ik ga echt terug naar mijn land, het maakt niet uit hoe groot het gevaar is.
Hoe blijf je je missie vervullen met het internationale reisverbod?
ZE: We worden er niet direct door geraakt, hoewel het pijnlijk is om te constateren dat landen die zeggen je te steunen met zo’n reisverbod het tegenovergestelde doen. Onze tour in de VS ging niet door bijvoorbeeld. Gelukkig hebben we een plan B: we willen Syrisch-Amerikaanse vrouwen een tour laten doen. Wat reizen ook moeilijk maakt, is de complete sluiting van de Turkse grens. Thanaa en ik wonen in het zuiden van Turkije. Wij kunnen aan NGO’s in Syrië alleen amper hulp bieden.
RS: Mij is zo vaak een visum geweigerd, terwijl ik alleen maar naar filmfestivals wil gaan om m’n documentaires te laten zien. Dus het reisverbod heeft wel effect op de verspreiding van mijn werk.
Wat is er nog meer nodig om jullie werk te ondersteunen?
ZE: Het is goed om vrouwenorganisaties zoals die van Lubna te ondersteunen. Women Now is één van de actieve organisaties die nog steeds binnen Syrië werkt. Ondanks dat hebben ze problemen met subsidiëring. In Europa kun je zulke organisaties ondersteunen.
LK: De wereld moet zien dat we hard werken om geweld en extremisme tegen te gaan. Het is zo belangrijk om de rechten van de vrouw te beschermen. Dat is moeilijk in een oorlogsgebied, en politici willen niet voor dit soort subsidie betalen. Maar hoe moeten wij gelijkheid creëren als niemand in Syrië daarin gelooft? Daarbij hebben we hulp nodig. Alleen als de grenzen met buurlanden weer open zouden gaan zou dat al hepen, dan kunnen gevluchte Syriërs weer terg naar hun land.
Het Westen moet stoppen met ons te stereotyperen
Hoe hopen jullie dat mensen in het Westen, en specifiek in Europa, reageren op jullie verhalen?
RS: We hebben geprobeerd om een revolutie op gang te brengen. Goed, door complicaties en interventies van andere landen is dat uitgemond in oorlog. Maar we strijden nog steeds. Bij die strijd hebben hulp nodig van mensen hier – daarom zijn we hier om ons verhaal te vertellen.
ZE: Het belangrijkste is dat mensen naar ons verhaal luisteren. Dat ze stoppen met ons te stereotyperen. Omdat jullie duizenden vluchtelingen hebben opgevangen, hoef je ook niet helemaal naar Syrië te reizen voor onze verhalen. Je hebt de mensen en hun verhalen al in huis. Als je hen laat praten, help je Syriërs om hun eigen geschiedenis te schrijven.
Zaina’s documentaire, Syria’s Rebellious Women, kun je hier bekijken. Dit interview kwam tot stand met hulp van het Institute for War and Peace Reporting.