WORLD+CULT

Instant Classic: wereldoorlog in meisjeslichaam; Het Jongensuur

Beeld: Gorsad Kiev

In Instant Classic bespreken Vileine-redacteuren feministische klassiekers, zodat jij ze niet meer hoeft te lezen – maar het straks wel wilt. Vandaag: het autobiografische verhaal van een jong meisje dat opgroeit tijdens de Tweede Wereldoorlog en eigenlijk een jongen wil zijn, in Het Jongensuur.

Hoe heet het?

Het jongensuur, door Andreas Burnier.

 

Waar en wanneer?

Andreas Burnier, geboren als Catherina Irma Dessauer (1931-2002), was een Joodse schrijfster en criminologe. Het jongensuur (1969), haar derde boek, is geen oorlogsdagboek, zoals dat van Anne Frank, maar een autobiografische roman, die een intrigerend inkijkje in het leven van een pubermeisje tijdens de oorlog geeft. De toen elfjarige Andreas Burnier wisselde tussen 1942 en 1945 zestien keer van onderduikadres als “Ronnie van Dijk” en werd na de oorlog weer met haar ouders herenigd. Ze studeerde medicijnen, filosofie en criminologie, en begon in de jaren ’60 met schrijven over haar leven, waarmee ze zich al snel vestigde als een van de felste en origineelste Nederlandse schrijvers over identiteit en seksualiteit: een feminist vóór de Dolle Mina’s. Ze was openlijk biseksueel, was bijna tien jaar getrouwd met een man, en leefde daarna samen met een vrouw. Ze maakte zich sterk voor de emancipatie van homoseksuelen, en in de laatste jaren van haar leven schreef ze ook veel over haar Joodse identiteit.

 

Waar gaat het over?

Het jongensuur gaat over de intrede van een kind in de grotemensenwereld, van een meisje in een jongenswereld, van een Joodse in de Christelijke wereld, en over het onvermijdelijke afscheid dat daar elke keer op volgt. Simone, Burniers alter ego en de hoofdpersoon, wil liever een jongen zijn; als Joodse leeft ze dus dubbel in onvrijheid. Het boek gaat over identiteitsvorming en de morele implicaties van het denken in absolute tweedelingen vanaf jonge leeftijd. Het verhaal is opgedeeld in hoofdstukken die genoemd zijn naar verschillende steden, die ze schilderachtige namen als “Lichtstad”, “Veendorp” en “Muurstad” geeft. Opgegroeid in het intellectueel vooruitstrevende Amsterdam wordt Simone een hele nieuwe wereld geopenbaard als ze op onder meer het katholieke platteland in het zuiden terechtkomt: het steeds wisselen van omgeving biedt haar de kans om veel verschillende levens uit te proberen. Het verhaal wordt van achter naar voren verteld, beginnend bij de bevrijding in 1945 en eindigend met Simones overplaatsing naar een school speciaal voor joden. De meeslepende destructie van de oorlog maakt dat elk contact eindig is, en vaak bruut afgebroken wordt. Simone dwaalt rond, op zoek naar verwantschap en verbintenis, evengoed bij de mensen die haar Nietzsche te lezen geven als bij degenen die haar de Bijbel te lezen geven. Door haar ogen beleven we hoe het is om “ertussenin” te zijn, en hoe moeilijk het blijft om als vrouw binnen te dringen in de wereld van jongens en mannen, waar vrouwen, als slachtoffers of toeschouwers, over het algemeen geen toegang tot hadden.

Als jongen, weet Simone, heeft ze ontelbare privileges: ze weet dat met de jaren het “hatelijk verschil in vrijheid” tussen meisjes en jongens steeds groter wordt, en vreest voor “de belachelijke meisjeskleren en de daarbij behorende speelgewoonten en overige gedragingen”, die haar ervan zullen beletten piloot of zeeman, schrijver of schoolmeester te worden. Om haar transformatie tot jongen te versnellen doet ze voor het slapengaan oefeningen, “een reeks magische formules en voorstellingen, die mij binnen afzienbare tijd aan de ontbrekende geslachtsorganen moesten helpen, en mijn borsten zouden doen terugslinken naar hun natuurlijke vlakke staat.”

 

Ze weet precies welke privileges bij een jongenslichaam horen

 

Haar verlangen een jongen te zijn betekent een verlangen naar vrijheid om te zijn wie ze wil: toch identificeert Simone zich niet geheel met het mannelijke geslacht. Haar eerste lesbische ervaring vindt plaats op een vuilnisbelt met haar vriendinnetje Gerrie, die zich door Simone laat betasten en zelfs wil dat ze haar slaat. Simone doet dit met veel tegenzin: deze dominante en agressieve rol staat haar niet aan. Ze observeert ze dat mannen driften hebben die zij niet deelt en die op den duur bevredigd moeten worden, op wat voor manier dan ook. Ze is dan ook niet verontwaardigd als ze ziet hoe een schoolmeester in Muurstad handtastelijk is met jonge meisjes, en vindt het zelfs een fijn idee als ‘Oom Wiebe’ uit haar pleeggezin naast haar in bed masturbeert: “Het is voor mij een vredige gedachte. . .alsof hij mij al heel goed kent en mij vertrouwt als een vriendje.” En zo heeft ze het tussen neus en lippen door over haar ‘broer’ in Zanddorp, Gart, die het “deed” met zijn broer, en ook met varkens en kippen, “maar alleen als zijn vader een dag weg was.” Tegelijkertijd, omdat ze zich een jongen voelt maar weet dat ze er eigenlijk geen een ís, voelt Simone zich geen onderdeel van het vrouwelijke geslacht: ze walgt dan ook van de vrouwen die de Canadese bevrijders om de hals vallen, als “een voorwerp om te gebruiken.” Simone meet het ‘vrouw-zijn’ af aan uiterlijke aantrekkelijkheid en de gewilligheid om zich neer te leggen bij wat mannen van haar verwachten. Ze verlangt naar de verbintenis die een seksuele relatie biedt, maar ziet het tegelijkertijd als een vernedering: “Ik had nooit luizen gekregen in de oorlog en ik had nooit met de jongens geneukt. Het waren de enige twee dingen die ik zelf had kunnen voorkomen.”

In het begin observeert Simone voornamelijk de verschillen tussen mannen en vrouwen, en ziet ze zichzelf als “ertussenin”. Maar we zien haar houding veranderen als ze ontsteld raakt door het kaalscheren van vrouwelijke collaborateurs door een woedende menigte. De vrouwen die zich aanboden aan de geallieerden konden hun gang gaan, maar deze vrouwen, zegt haar vader, “zijn hoeren, dat is wat anders.” Mannen die fout waren, daarentegen, krijgen hun oordeel misschien wel nooit. De onredelijkheid hiervan ontgaat Simone niet: “’s Avonds in bed vroeg ik mij opnieuw af waarom nu juist die meiden waren gestraft. Moffenmeiden, sletten. Maar misschien waren ze wel echt verliefd geworden, toevallig op een mof. Als Mick [een parachutist die ze ontmoet] iets langer had geleefd en als de Duitsers hadden gewonnen, zou ik dan als soldatenhoer van de vijand zijn kaalgeschoren? Dat was wel anders natuurlijk.” Waarom het “anders” is, weet ze niet: maar wel wordt Simone er hier zich bewust van dat vrouwen altijd in hokjes geplaatst worden: slachtoffer, oorlogsbuit voor de winnaar, vrome moeder of soldatenhoer. Ze trekt dan ook de vergelijking dat vrouwen, net als Joden, “niets terug [kunnen] doen, ze zijn altijd schuldig.”

 

Waarom moet je dit boek toch echt lezen?

Op veel vlakken is het boek nog zeer actueel en een herkenbaar coming of age verhaal, waarin het worstelen met ontluikende seksuele gevoelens en de ontdekking dat de wereld niet ingericht is voor queer vrouwen centraal staan. Simone’s moeder waarschuwt haar bijvoorbeeld voor “slechte mannen die in het bos zouden kunnen lopen als ik in het ven ging zwemmen. En voor het voetballen met vreemde jongens ’s avonds, als ik weer terg zou zijn bij de familie Grünberg.” Deze mantra’s horen jonge meisjes nog elke dag – “fiets niet alleen”, “kleed je gepast”, “pas op met social media” – waardoor seksueel geweld vaak wordt gezien als de schuld van de vrouw. Zoals ook bleek uit de recente berichtgeving over de moorden op de tienermeisjes Romy en Savannah. Maar, vraagt Simone zich af, “ik ben zelf een jongen. Wat kunnen andere jongens mij dan voor kwaad doen?”

Het idee dat je als jongen niets van andere jongens te vrezen hebt maar als meisje wel zit diep geworteld in onze samenleving. Waar bij de berichtgeving over Savannah en Romy werd gespeculeerd over the usual suspects – loverboys met dure auto’s of doorgeslagen asielzoekers – werden de moorden in dit geval juist gepleegd door ‘gewone’ jongens door met een combinatie van onnadenkend pubergedrag en gedragsproblemen die voortkomen uit een eigen verleden met misbruik of mishandeling. De maatschappij die Simone beschrijft, waarin het voor mannen in elke laag van de samenleving vanzelfsprekend is om hun seksuele gevoelens openlijk te uiten, laat zien hoe onveilig het toen al was voor meisjes van haar leeftijd. Als ze meelift op een Canadese tank en een jonge soldaat haar borsten begint te strelen, wat ze in eerste instantie fijn vindt voelen, wordt ze al snel bang, vooral als een oudere soldaat hem daar niet voor berispt, maar juist aanmoedigt. Ze ontdekt dat er tussen mannen, meer dan tussen vrouwen, een broederschap bestaat, en voelt nu zelf “hoe ver dat kameraadschap ging … De chauffeur was hoger in rang, hij was veel ouder dan wij, hij was verantwoordelijk. Toch was hij samen met de jongen, tegen mij.” Het dringt langzaam tot haar door dat vrouwen zich misschien soms aanbieden aan mannen, maar nog vaker het slachtoffer worden van deze broederschap, die zich tot in de hoogste rangen van de regering heeft gevestigd.

Het boek helpt te verduidelijken hoeveel vooruitgang vrouwen op het vlak van individuele ontwikkeling hebben geboekt sinds het einde van de oorlog, maar benadrukt ook dat er in de maatschappelijke structuren nog maar weinig veranderd is.

 

Wat moet je weten als je dit boek toch niet wil lezen?

Andreas Burnier was nooit officieel transgender, en het boek staat vol met vooroordelen – van haarzelf en anderen – die stuitend kunnen zijn. Het taalgebruik is wat verouderd, en soms expliciet. De non-lineaire verhaallijn is misschien niet voor iedereen.

 

Kant-en-klare quote voor feestjes en partijen:

“Voor een jongen was het vanzelfsprekend dat je kon voetballen, ’s avonds door de stad lopen en meisjes aanspreken, zwemmen op het jongensuur. Een beroep kiezen en in dat beroep doorwerken als je trouwde en kinderen kreeg. Dat je geen truttige dingen hoefde te doen zoals handwerken of tafeldekken. Dat je hoorde bij de mensen die wat presteerden in de wereld: soldaten, geleerden, ministers, ontdekkingsreizigers, ingenieurs, directeuren, en niet bij de onnozele helft die van hoog tot laag allemaal hetzelfde huishoudelijke werk moesten doen. Die zelf geen geld verdienden, die zich als pauwen moesten opdirken om de andere helft te behagen.”

Meer Vileine scherpte? We maken samen met Blendle elke week een themabrief, abonneer je hier op onze weekcyclus!

Click to comment

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

VERS

We do not believe in the world empowering women.

We believe in women empowering the world!

Journalist, activist, game-changing artist, mind-body scientist, international solidarist?

Join the tribe

Copyright © 2020 Vileine

To Top